Martin Eising is coöperatief directeur bij de Rabobank in Groningen en Drenthe. Hij houdt zich bezig met de landbouwtransitie en de vraagstukken die dat met zich meebrengt: alles van grond tot mond. Hoe kijkt de Rabobank aan tegen de turbulente ontwikkelingen in de agro- en foodsector?
Eén ding staat als een paal boven water: de agrarische sector heeft duidelijkheid nodig. „Voor ons is belangrijk om te weten wat kan en mag”, zegt Eising. Boeren zijn ondernemers en er is geen ondernemer die investeert met het risico dat zijn initiatief binnenkort weer onderuit gaat omdat het niet voldoet aan de veranderde
wet- en regelgeving. „Daar gaan wij samen met de ondernemer over in gesprek. Wij blijven met ze in verbinding door het organiseren van keukentafelgesprekken met ondernemers uit een bepaald gebied waar de uitdagingen overeen komen”, zegt Martin Eising.
Het goede gesprek met de ondernemer
De toekomst van boerenbedrijven, in het bijzonder rondom Natura 2000 gebieden is op dit moment onzeker. Het goede gesprek met de ondernemer over de toekomst van het bedrijf is daarom heel belangrijk.
De landbouwtransitie is daarbij een van de belangrijke thema’s.
Daarmee hangen veel opgaven samen: onder meer stikstof, water en bodem. In de gesprekken met agrariërs gaat het erover hoe de klanten van de Rabobank om kunnen gaan met deze transitie. Op dit moment is nog niet op alle vlakken duidelijkheid te geven in afwachting van het Landbouwakkoord, toch heeft een gesprek wel degelijk zin.
‘Iedere boer is anders, ieder bedrijf is anders, iedere situatie is anders’
Het doel van de gesprekken is om op eenvoudige, maar gestructureerde wijze in verbinding te blijven met klanten, om inspiratie te bieden en best practices te delen op één of meerdere strategische sporen (extensiveren, omschakelen, verplaatsen, innoveren of stoppen). „Wij zijn en blijven de bank voor de boeren met perspectief voor de boer en de natuur. Ook als bank hebben wij behoefte aan duidelijkheid zodat de deur weer helemaal open kan. Tot die tijd blijven wij financieringsaanvragen individueel beoordelen en kijken naar mogelijkheden.”
‘Stoppen moet in goed overleg’
Stoppen is een optie, maar gedwongen verkoop is wat Martin Eising betreft een stap te ver. „Ik vind dat stoppen altijd in goed overleg moet. En je kunt ook niet zomaar tegen boeren zeggen dat ze het binnen hun bedrijf maar even over een andere boeg moeten gooien. Dat is net zoiets als tegen een bakker zeggen dat hij maar slager moet worden.”
Er zijn boeren die best wat anders kunnen doen of willen stoppen. „Maar dat is van veel factoren afhankelijk. Zo kun je niet op elke grondsoort alles verbouwen. Wat hij maar wil zeggen: iedere boer is anders, ieder bedrijf is anders, iedere situatie is anders.” Agrarische ondernemers die met hun bedrijf stoppen zijn van alle tijden.
Bijvoorbeeld:
ondernemers die stoppen vanwege hun leeftijd en geen opvolging hebben, of vanwege fysieke redenen. Of emotionele redenen. Met alle hectiek rondom de voorgenomen stikstofreductie en gebiedsgerichte aanpak komt er vanuit de maatschappij meer nadruk te liggen op de stoppende agrariërs. „Juist voor deze ondernemers die nadenken over de toekomst van hun bedrijf, en die voor vaak ingrijpende keuzes staan, willen wij er zijn als bank”, zegt Eising.
Kansen en innovatie
Eising ziet zeker ook kansen in innovatie voor boer en natuur. Hij ziet op de boerenerven vondsten en oplossingen die heel veel bij kunnen dragen aan een duurzamer bedrijfsvoering. Dit vraagt tijd en ruimte om te experimenteren. „Als je alles vooraf in twijfel trekt, wordt het niks. Hoe je het ook wendt of keert, er moet wel een verdienmodel zijn. Daarom zijn we allemaalgebaat bij snelle duidelijkheid, want dan kun je ook daarmee verder.”
‘Hoe je het ook wendt of keert, er moet wel een verdienmodel zijn’
Er zijn interessante innoverende ontwikkelingen te over. Neem de Lely Sphere, een circulair stalsysteem voor het scheiden van mineralenstromen. Het systeem scheidt vaste mest en urine van elkaar en zet stikstofemissies om in waardevolle meststoffen. „Dit systeem is nu ook goedgekeurd en kan gebruikt worden.” Ook een mooi voorbeeld is de Stadsboerderij “t Nije Hoff in Emmen, een initiatief van jonge ondernemers die de verbinding maken met stad en platteland. Zij betrekken de samenleving bij de moderne melkveehouderij met zijn innovatieve technieken. Tegelijkertijd wordt door goed landschapsbeheer het bijzondere -kleinschaligekarakter gewaarborgd met z’n karakteristieke bospercelen en houtwallen. Verder denken dan het eigen postzegeltje Eising ziet overal kansen. „Maar je moet wel verder denken dan je eigen postzegeltje.” Hij noemt een project als Fascinating. De vier grote landbouwcoöperaties (Agrifirm, Avebe, Cosun en FrieslandCampina), LTO Noord en de Provincie Groningen hebben de handen ineen geslagen in Fascinating. Samen met kennisinstelling UMCG en een aantal organisaties in de voedingsindustrie en chemische industrie willen ze gezamenlijk bijdragen aan de eiwittransitie. Of neem de pilot H2Agri, waarbij Groningse en Drentse boeren hun eigen waterstof opwekken.
„Er gebeurt van alles. Als boeren een kans zien komen ze echt wel van hun stoel. Op waterstof kun je misschien de vrachtwagens van Friesland Campina laten rijden. Als je in de buurt van een woonwijk of een vakantiepark zit, kun je die misschien verwarmen met biogas. Wij zien vele initiatieven op dit vlak. Rabobank kijkt graag mee hoe er een verdienmodel te realiseren valt.” Want de transitie heeft natuurlijk vaak financiële gevolgen.
Dat kan leiden tot een noodzakelijke aanpassing van de bestaande financiering of een aanvullende financieringsvraag. Eising: „We werken momenteel aan de ontwikkeling van nieuwe producten en oplossingen die passen bij de transitie naar een meer duurzame bedrijfsvoering.” ‘We werken momenteel aan de ontwikkeling van nieuwe producten en oplossingen die passen bij de transitie naar een meer duurzame bedrijfsvoering’ Dan valt te denken aan financiële oplossingen gericht op het overbruggen van bepaalde perioden als een ondernemer kiest voor verplaatsen of omschakelen. „Maar ook zullen we de lasten voor de stoppende agrariër waar mogelijk verlichten tot het daadwerkelijke moment van staken. We zullen als bank, mits het perspectief voldoende aanwezig is, de boer helpen deze transitie te financieren.”
Eising merkt dat de gesprekken over een gezond toekomstperspectief voorzien in een behoefte. Of die gesprekken nou gaan over minder intensief ondernemen, over stoppen, over het verplaatsen van het bedrijf, over omschakelen of over innoveren. „Het gesprek over de toekomst is meer dan ooit belangrijk voor agrarische ondernemers.
Dat gesprek voeren we vanuit de oplossingsrichtingen die we zien. We hebben al
een aantal bijeenkomsten gehad waarin we in kleine groepen in gesprek gaan
over de ontwikkelingen in de melkveehouderij. Je merkt dat ondernemers de behoefte hebben om met elkaar hierover in gesprek te gaan en met de bank de dialoog aan te gaan over oplossingsrichtingen.” Kortom, de ondernemers zijn klaar om te bewegen. Maar een ding blijft belangrijk, benadrukt Eising: „Er moet wel duidelijkheid komen vanuit Den Haag.”